Even terug in de tijd. Naar 1982. Tijdens de jaarvergadering van TC Eibergen wordt geopperd: laten we iets internationaals gaan doen, de grens over. Henk ter Horst, al meer dan 40 jaar lid van de Achterhoekse wielervereniging, blikt terug: “We zetten twee mooie routes uit net over de grens voor Nederlandse en Duitse fietsers en noemden het de Euregiotocht.
"Het was een gewilde tocht, ook omdat we gekke, ludieke prijzen uitloofden"
De eerste keer konden we 400 deelnemers verwelkomen. Tijdens de tweede editie met een extra route van 165 kilometer werden we opgemerkt door een lokale Duitse krant, waarmee we een samenwerking startten. In 1986 deden ruim 2000 man mee, hele straten en gezinnen zaten op de fiets. Het was een gewilde tocht, ook omdat we gekke, ludieke prijzen uitloofden en voor iedereen een bijzondere medaille na afloop hadden.”
Verder als clubtocht
Het was in de tijd waar navigatiesystemen nog niet bestaan, laat staan dat je zelf routes via ‘komoot’ kunt maken. Het is dé zaterdagbesteding in de wintermaanden voor Henk. Telkens op stap om met de auto en de fiets bij de Oosterburen de routes in kaart te brengen. Maar ja, aan al het moois komt een eind, ook aan de Euregiotocht. De krant zegt de samenwerking op en de animo voor deelname loopt ras terug. In 1995 gaan er nog maar 200 deelnemers van start. Het paradepaardje van TC Eibergen sterft een stille dood. Om de tocht te eren, staat deze nog jaarlijks op de clubtochtenkalender met 80 en 130 kilometer. Henk kent ze als zijn broekzak.
Bier und Bratwurst
Zoveel mogelijk heuvels in één tocht. Dat willen wij ook wel. We trekken erop uit, vier man sterk. Het weer speelt ons in de kaart: het gaat een prachtige dag worden. De startplaats is het Duitse Legden, op een half uurtje rijden ten zuidoosten van Enschede. De auto’s parkeren we middenin het kleine dorp met uitzicht op de lokale bratwursttent. De beloning na afloop, beslissen we alvast. Bedenken we vooraf rustig in te fietsen, dan komen we wel bedrogen uit. Eenmaal op de pedalen het dorp uit worden we meteen getrakteerd op de eerste klim. Wennen is er niet bij. Na een goede tien kilometer dient de Coesfelder berg zich aan. Oh ja, zo voelt dat ook alweer als je benen niet warm zijn en je meteen mag klimmen.
Maar we klagen niet, zeker niet in de wetenschap dat er zich dra meerdere klimmetjes aandienen. Hoeveel het er zijn? Geen idee, bergen met en zonder naam. We noemen er enkele. De Daruper Höhen, gemiddeld ruim zes procent klimmen over een kilometertje asfalt. Wéér een kilometer klimmen over de volgende: de Westerberg met bovenaan op 187 meter hoogte De Longinusturm, een uitkijktoren uit 1900 met horecagelegenheid. Als je op de juiste dag komt, kun je er heerlijk lunchen. Dat geluk hadden we niet. Dan maar via de Hoheberg die niet veel lager is met z’n 182 meter.
Winderig als de Ventoux
De Schöppingerberg is in zicht. Kaal en winderig als de Ventoux en het noordelijke einde van de Baumberge. We beklimmen hem van drie kanten, telkens is het zo’n vier tot vijf procent klimmen over pak en beet een kilometer. Heb je er écht zin in?
"De Schöppingerberg is in zicht. Kaal en winderig als de Ventoux"
Dan zijn er nog twee andere wegen om de Schöpperberg aan te vallen. We vinden het goed zo. Zo langzaamaan dalen we af naar de vlakkere contreien, weer richting grens en onze eindbestemming. En jawohl, die Bratwurst und ein alkoholfreies Bier heeft ons goed gesmaakt.
Nergens vlak
Hoe anders is het om in Duitsland te fietsen dan in Nederland. Het is nergens vlak en als het al wel zo lijkt dan blijkt het vals plat. We malen er niet om, want daar komen we voor: de bergen, heuvels, bulten of hoe je ze maar wilt noemen. Het wegdek is over het algemeen goed onderhouden, maar op de kleine landweggetjes tussen de gele koolzaad- en maïsvelden wil het nog wel eens van mindere kwaliteit zijn. Het is goed opletten geblazen dus, zeker met onze dunne racefietsbandjes.