• Overig
  • Gewijzigd op 8 oktober 2024

Haat óf liefde voor het poetsen. Een dubbelinterview met twee tegenpolen

Wim schopt zijn mountainbike na gebruik in de hoek en kijkt zijn vieze fiets pas weer aan als het volgende ritje wacht. André zijn racefiets staat er altijd spic en span bij. Gelukkig kunnen ze wel om elkaars ‘afwijking’ lachen.
Haat óf liefde voor het poetsen. Een dubbelinterview met twee tegenpolen
Haat óf liefde voor het poetsen. Een dubbelinterview met twee tegenpolen
Wim Voorstok uit Meppel is 52, zit dagelijks op de vrachtwagen, en een paar keer per week op zijn mountainbike. Moet van de dokter want Wim wordt een beetje te zwaar. “Daarom ben ik twee jaar terug weer begonnen en dit jaar fiets ik best weer fanatiek”, laat hij onomwonden weten. “Ik heb net de Bartje 200 gedaan, een zware tocht van 200 kilometer en ik denk dat ik nu zo ongeveer op de 3.000 km zit, dit jaar.”

Vroeger was hij helemaal fanatiek, reed hij zelfs wedstrijden in de BMX-klasse. “Dat is explosiever, een paar rondjes knallen en je bent klaar”, grijnst hij. Hij heeft de raad van de dokter opgevolgd en rijdt elke weekend zo’n 100 kilometer in de bossen. En hoe vaak poetst hij zijn fiets? “Niet.”

Grondig gepoetst

André Hamelink is 61 en werkt dagelijks aan bootmasten in Breskens, Zeeland. Hij fietst bij TC Breskens en heeft begin augustus al 8.000 kilometer in de benen en dat zijn er zo’n 1.000 meer dan normaal. “Maar ik wil clubkampioen worden”, zegt hij. “Dan moet je zoveel mogelijk sterren bij elkaar fietsen in de sterrencompetitie en daar tellen ze dan je afstanden bij op. Dus ik moet er nog wat kilometers bij stampen.” Dat stampen doet hij op de racefiets.

"Je kunt je haren met mijn ketting kammen, zo schoon is ‘ie"

En die wordt elke dag grondig gepoetst, totdat hij moet knijpen met zijn oogleden. Is het niet een beetje bij het absurde af? “Ja, dat is het ook wel.” Een eerlijk antwoord. “Soms lijkt het wat overdreven, dat ik na elk tochtje direct nadat ik thuis ben gekomen de ketting poets tot ie weer blinkt. Maar goed, je kunt je haren ermee kammen, zo schoon is ‘ie.”

Modder en derrie

André is sowieso punctueel. “Als je met mij om negen uur afspreekt wil ook exact om negen uur kunnen vertrekken”, zegt hij. Wim: “Zó herkenbaar.” Nee, niet bij hemzelf. Bij de maten om hem heen in Meppel. Die zijn net zo. Kan Wim nog wat van André leren? “Ik denk het wel”, lacht de smeerpoes. “André maakt zijn fiets meteen schoon na een ritje, ik fiets zo nog drie keer achter elkaar terwijl de modder en derrie er nog gewoon aanzit. Gelukkig heb ik geen ketting, maar een riemaandrijving, die hoef je ook niet echt schoon te maken. Ik zorg alleen dat het katrolletje waar hij overheen loopt schoon is, de rest zal me een zorg zijn. Ik hang hem gewoon nat op. Als hij bij de remmetjes wat smerig is ga ik er even met de grove borstel langs, maar als de boel niet aanloopt is het gewoon trappen.”

"Na de Bartje 200 had ik hem wel gelijk schoon moeten maken; er zat anderhalf kilo modder aan"

Heeft hij dan zo een hekel aan poetsen? “Het is eerder gemakzucht”, legt de Drentenaar uit. “Dan denk ik: doe het de volgende keer wel. En dan zit er nóg meer troep aan. Na de Bartje 200 had ik hem wel gelijk schoon moeten maken; er zat anderhalf kilo modder aan. Maar om na zo’n dag nog te gaan poetsen, zodat je er met je haren doorheen kunt gaan, dat ga ik niet doen, hoor. Overigens, met mijn fiets kun je wel een goeie hanenkam maken! Die blijft geheid rechtop staan.” 

Krasje meer of minder

Een tip van André of een instructiefilmpje op YouTube lijkt aan Wim niet besteed. “Nee, maar het zit me ook niet in de weg dat ik een gore fietst heb. Ik heb die fiets voor mezelf en niet voor een ander en als er een krasje meer minder op zit, dat maakt mij niet uit. Ik heb kameraden die zitten op spiksplinternieuwe mountainbikes en die poetsen zich een ongeluk. Die poetsen langer dan dat ze op de fiets zitten. Thuis schop ik die van mij in de hoek, en als ik hem weer zie kijk ik of de beweegbare elementen nog bewegen en dan gaan we weer rammen.”

Kan André zich iets bij deze levensstijl voorstellen? “Nee”, is het droge antwoord dat bij Wim een schaterlach ontlokt. “Ik ben laatst naar Oudenaarde in de Vlaamse Ardennen gereden, en toen fietste er een jongen naast me die zijn ketting niet gedaan had. Ik zei nog: ‘Jongen, jongen toch, zo kunt gij toch niet vertrekken?’ Ik kan heel slecht tegen dit soort dingen. Ik ben al een week bezig om mijn fiets in orde te maken als ik op zondag naar Oudenaarde moet.

"Ik ben al een week bezig om mijn fiets in orde te maken als ik op zondag naar Oudenaarde moet"

Kijk ik om me heen, dan zie ik de smerigste fietsen. Ik heb ook een auto en een motor, die staan eveneens te blinken in de garage. Mijn motor is 26 jaar oud maar als jij hem ziet, denk je dat ik hem net gekocht heb. Hij is als nieuw. Ach ja, ik ben misschien wat maniakaal, ieder z’n ding.” Hij is er tot nog toe niet voor naar de dokter geweest. “Nee”, lacht de poetser. Wat vindt zijn vrouw, die ook bij het gesprek aanwezig is, van het gedrag van haar man? “Ach, hij is er braaf mee hè?” zegt ze in dialect. Voor een vrouw lijkt deze keurige man een lot uit de loterij. “Nee dat is hij nou ook weer niet… Hij poetst alleen maar fietsen, in de keuken zie je hem niet. Maar dat hoeft ook niet hoor, ik laat hem lekker zijn hobby doen.”

Van 110 naar 67 kilo

André blijft poetsen, Wim blijft het systematisch weigeren. Zo gaat het ook met Wims motor. “Ja, ik heb er ook één staan. Reden we een keer vanuit Meppel naar Simpelveld, zegt de eigenaar van de motorclub: ‘Heb je nu eindelijk je motor een keer gepoetst?’ Ik zeg: Nee hoor, ik heb twee maanden geleden een ree ervoor gehad, nu heb ik er een nieuwe kuip op!’ 

"André blijft poetsen, Wim blijft het systematisch weigeren"

Wim laat weten dat hij meteen na het gesprek weer gaat fietsen. In eerste instantie om af te vallen, maar misschien gaat hij wel weer BMX-en, bij de veteranen. Al denkt-ie niet dat hij medailles zal pakken: “Ik denk weleens dat ik hard kan fietsen, maar als ik zo’n 100 kilometertocht doe met de mountainbike, razen ze me voorbij en ben ik veldvulling.” André is al afgevallen: toen hij in 2012 twee keer de Alpe d’Huez opging en een jaar later de Mont Ventoux voor het goede doel, woog hij 110. Nu 67. Overigens, op de Ventoux mocht hij maar tot Chalet Reynard, zes kilometer voor de top, omdat hij keihard regende. “Toen moesten we weer naar beneden.” En wat heeft hij toen gedaan? “Ja, fiets gepoetst.”

Tekst: Thomas Braun 
Beeld: Koen Mol en Harry Linker



 
Redactie Fietssport
Door Redactie Fietssport

Redactie Fietssport

Dit vind je misschien ook interessant