• Toertochten
  • Gewijzigd op 12 februari 2025

De fascinerende geschiedenis van toertochten

Van voorrijders en sterritten naar gravelevenementen met muziek en hamburgers. Edward Swiers dook voor ons de fietsarchieven in en kwam boven met een fascinerend verhaal over de historie van de fietstoertocht.
De fascinerende geschiedenis van toertochten
De fascinerende geschiedenis van toertochten
De toertocht van vandaag lijkt in vrijwel niets nog op de tochten die in de jaren ‘60 en ‘70 van de vorige eeuw werden gehouden. Fietsen zien er anders uit, de routes en de organisatie evenzeer. Voorrijders waren een must, zij bepaalden het (bescheiden) tempo van de (soms bescheiden) groep.

Nu wordt er individueel flink doorgetrapt, maar is het evenement vaak zo populair dat je soms op de klimmetjes moet lopen. Zogeheten sterritten en (Eur)audax, waarin het vooral om de kilometers draaide, hebben plaatsgemaakt voor graveltochten met kampvuur, hamburgers en muziek. Is er dan geen enkele overeenkomst meer? Jawel, je moet nog steeds zelf trappen. 

Samenwerkende Rijwiel Toer Clubs

De NTFU werd in 1956 opgericht als de SRTC (Samenwerkende Rijwiel Toer Clubs). Dat wil niet zeggen dat er voor die tijd nog geen toertochten in ons land werden verreden, al werden deelnemers toen net zo raar nagekeken als wielrenners die aan een wedstrijd meededen. Piet de Jong, NTFU-nestor en organisator van tientallen evenementen voor RTV Steenwijk, en Cees Lansbergen, voormalig vrijwilliger én directeur van Le Champion, kunnen dat beamen. Beide (bijna)-tachtigers fietsen al decennialang en zagen het landschap veranderen.

"Na de Tweede Wereldoorlog worden voor het eerst de contouren van georganiseerd toerfietsen zichtbaar"

Na de Tweede Wereldoorlog worden voor het eerst de contouren van georganiseerd toerfietsen zichtbaar. Het tijdschrift De Rijwieltoerist ziet het daglicht en de eerste jaaragenda met een tiental toertochten wordt gepresenteerd. De deelnemers zijn overigens slechts zelden uitgedost als sportfietsers, meestal rijden ze ook gewoon op een klassieke stadsfiets. De tochten zijn allemaal in het weekeinde. Vaak op zondag. Of zaterdagmiddag. Want op zaterdagochtend wordt in die tijd nog gewoon gewerkt.

Monstertochten

De SRTC, opgericht door vier clubs, kent eind jaren ‘50 een snelle groei. In 1957 zijn al negen verenigingen aangesloten, in 1962 zijn het er zestien. Op de Toerkalenders van die jaren staan een kleine vijftig evenementen, waaronder veel sterritten (daarover later meer) en tochten die nu nog een bekende klank hebben, zoals de Friese Elf Stedenrit, de Ronde van Midden-Nederland, de Veluwetocht, Rond de Haarlemmermeer en de Toer door Noord-Holland. Een aantal meerdaagse tochten en diverse ‘monstertochten’ kennen, zonder blozen, afstanden van 320, 360, 450 en zelfs 525 kilometer. Voor die laatste rit, Amsterdam-Maastricht-Amsterdam, staat wel een heel weekeinde in juni gepland. 

"Dat was vroeger zo. Het was vaak flink doortrappen, of beter: lang doortrappen. Het kwam aan op uithoudingsvermogen"

“Flinke afstanden inderdaad”, zegt Piet de Jong. “Dat was vroeger zo. Het was vaak flink doortrappen, of beter: lang doortrappen. Het kwam aan op uithoudingsvermogen. Er waren relatief veel lange tochten. Voor kortere afstanden had je bijvoorbeeld de fietsvierdaagse. Die heb ik ook wel georganiseerd hoor, maar de lange-afstandstochten hadden voor velen toch de voorkeur.”

De Jong heeft een groot aantal (internationale) toertochten op zijn naam staan, als deelnemer en organisator. De Tour du Benelux bijvoorbeeld. En toertochten naar Morzine. Maar ook een rondje IJsselmeer vanuit Steenwijk. En een Ronde van Nederland voor toerfietsers.

Racebroek verboden

Deelnemers in die tijd hebben, getuige een voorwoord van de SRTC, de opdracht van een zendeling. ‘Fiets mee! De sneeuwbal wordt door ’t rollen steeds groter. Elke deelnemer maakt weer nieuwe enthousiasten wakker voor de gezondste ontspanning die je bedenken kunt, ’t fietsen.’
De tochten lijken in de beginjaren in de verste verte niet op de wielerevenementen zoals we die nu kennen.

"Het rijden in een racebroek tijdens toertochten was verboden, evenals fabrieksreclame"

Als de SRTC de naam in 1962 verandert in NRTU (Nederlandse Rijwiel Toer Unie), wordt aan de leden nog maar eens gecorrespondeerd dat ‘het rijden in een racebroek tijdens toertochten en sterritten verboden is, evenals het rijden in shirts met fabrieksreclame.’ Weliswaar worden leden aangespoord langer en vaker te gaan fietsen, zij krijgen wel te horen dat rijwielen ‘dienen te voldoen aan de wettelijke bepalingen’. Met andere woorden: verlichting en spatborden zijn verplicht. En in veel gevallen sluiten verenigingen deelnemers met een krom stuur uit. 

Voorrijders

In De Rijwieltoerist van 1969 wordt, om onduidelijkheden te voorkomen, aan leden van de NRTU nog eens duidelijk uit de doeken gedaan wat een toertocht nu precies is. ‘De toertocht is een fietstocht die gezamenlijk wordt gefietst, dus in groepsverband, en wordt voorgereden door zogeheten voorrijders. Zij geven het tempo aan.’ De NRTU geeft als richtlijn dat ‘tochten van 200 kilometer en langer met een gemiddelde van zo rond de 22,5 kilometer per uur worden gefietst. Voor de kortere afstanden zal het tempo in het algemeen zo rond de 18 kilometer per uur liggen.’

Lansbergen: “In die tijd reed je vrijwel altijd en alles in een groep. Dat was de gewoonte, dat was de standaard. Amsterdam-Maastricht reden we en groupe. Sterritten, ja die deed je op eigen tempo, alleen of met een paar anderen. Maar verder was alles met voorrijders. Tot in de jaren zeventig was er ook echt een stroming die zei dat toerfietsen niet alleen mocht. Het moest in groepsverband.”

Kontroleplaats


Die sterritten doen stiekem het meest aan tochtjes van vandaag de dag denken. ‘De sterrit is voor de individuele fietser de meest aangewezen wijze van fietsen. Hij/zij kan zelf de weg bepalen die gefietst wordt en ook het tempo.’ Er volgt een uitleg, waarbij het bepalen van de route – zonder behulp van Komoot, Strava en Google Maps – nog een flinke uitdaging is.

‘De deelnemer kan vanaf zijn woonplaats vertrekken en dient te zorgen dat voor de kontroleplaats zoveel kilometers zijn gereden, dat de afstand kontroleplaats-woonplaats langs de kortste weg het nog te rijden gedeelte wordt.’ Middels een systeem met stempelposten kan bewezen worden dat iemand de volledige, vooraf aangegeven lengte heeft volbracht.

Topografische kaarten

Routes uitstippelen is in die tijd voor organisatoren een hele klus. Digitale media bestaan in de jaren ‘70 nog niet. Het komt aan op goed kaartlezen, urenlang aan de keukentafel. De Jong: “Ik had een groot aantal topografische kaarten van Nederland, daar kon ik goed mee overweg. Dankzij die kaarten wist ik deelnemers aan onze tochten naar de mooiste weggetjes en langs de mooiste dingetjes te leiden, een beetje buiten de drukte. Al moest je ook weleens een lange rechte weg inplannen. Saai, maar omwille van de tijd en afstand soms wel handig.” 

"Digitale media bestaan in de jaren ‘70 nog niet. Het komt voor het maken van routes aan op goed kaartlezen, urenlang aan de keukentafel"

Lansbergen: “Het maken van routes is nu natuurlijk veel gemakkelijker geworden. Maar, daarmee is wel een stukje betrokkenheid van zowel organisatie als deelnemers veranderd. Als je op een kaart de route uitploos, verdiepte je je er veel beter in. En mensen waren ook vergevingsgezinder. Als de route toen niet helemaal 100 procent correct was, had men daar begrip voor. Tegenwoordig moet alles perfect zijn.”

‘Uitvinding’ van de MTB

In 1972 zijn 54 verenigingen aangesloten, vijf jaar later zijn het er al 145 en staan er 1500 evenementen op de kalender. Wielrennen als vrijetijdsbesteding wordt alsmaar populairder, de NRTU beweegt mee op die golven. Op foto’s uit die tijd is te zien dat, hoewel de reglementen officieel nog niet zijn versoepeld, de racebroek en reclameshirts inmiddels wél worden toegelaten. Meer en meer kiezen leden voor tochten waarbij ze zelf hun tempo mogen bepalen, zonder voorrijders.

De verenigingen groeien als kool, sluiten zich massaal aan en organiseren verschillende evenementen. In sommige weekeinden hebben enthousiastelingen begin jaren ’80 de kans om uit wel 100 toertochten (!) te kiezen. En niet alleen tijdens de lente en zomer! De veldtoertocht doet zijn intrede en maakt, zeker nadat de mountainbike is ‘uitgevonden’, een snelle opmars in de wintermaanden.

"De snelheid waarmee gefietst wordt, ligt tussen de 18 en 25 kilometer per uur"

De NRTU waarschuwt leden wel dat de gemiddelde snelheid niet verder opgevoerd hoeft te worden. ‘Als er gefietst wordt, gaat het niet om wie het eerst terug is, maar meer om het plezierig genieten van de omgeving, van het weer en gezellige gesprekken met je medefietsers. De snelheid waarmee gefietst wordt, ligt tussen de 18 en 25 kilometer per uur.’

Recordaantal tochten

Was in de eerste jaren een groot aantal van de toertochten een meerdaagse, de trend vanaf de jaren ‘80 wordt de eendaagse. De Euraudax, een uit Frankrijk overgewaaid fenomeen van lange-afstandstochten, wordt in die jaren minder populair. Tijdens die (Eur)audax-tochten staat in een weekeinde zomaar 1000 kilometer op de rol. Lang is vaak niet lang genoeg voor de deelnemers, die letterlijk hele dagen in het zadel zitten.  

In 1991, als de toerafdeling van de KNWU samensmelt met de NRTU, is de oprichting van de NTFU zoals we die nu kennen een feit. Ruim 400 verenigingen zijn aangesloten, de jaaragenda telt bijna (een recordaantal van) 7500 fietsevenementen. De eerste professionele, commerciële organisaties duiken op en beginnen tochten te organiseren die vooral dankzij hun omvang geld in het laatje brengen. Hoewel het aantal bij de NTFU aangesloten organisaties nadien zelfs nog verder zal groeien, daalt het aantal toertochten vanaf begin jaren negentig wel weer.

Vergunningen

Cees Lansbergen maakte het, eerst als vrijwilliger en later als directeur - tot zijn afscheid in 2007 – van Stichting Sportevenementen Le Champion van dichtbij mee. Veel evenementen zijn aanvankelijk kleinschalig. Starten er nu pakweg 7000 toerfietsers in Noord-Holland, Lansbergen kan zich ook nog genoeg tochten herinneren met ‘een man of 30 ofzo. Het was maar zelden dat je met honderden mensen tegelijk op pad ging, dat gebeurde in de jaren ‘70 bijna nooit. Pas later werden tochten écht populair’.

Die schaalvergroting van evenementen vraagt natuurlijk extra aandacht qua verkeersveiligheid. Organisaties moeten professioneler, gemeentes houden de vinger nadrukkelijker aan de pols. Met vergunningen hadden De Jong (83) en Lansbergen (79) nooit problemen. “Al kwam dat mede omdat ik bij de politie had gewerkt en nog veel mensen uit die tijd kende”, lacht De Jong. “Ik regelde veel dingen zelf, ook met brugwachters. Als je die het ene jaar een attentie gaf, zorgden ze ervoor dat het voor het jaar erop ook in orde was.” 

"Ik regelde veel dingen zelf, ook met brugwachters"

Er is in die tijd van overheidswege ook veel vertrouwen in de organisatie. De Jong: “Ze wisten dat wij begeleid werden door motorrijders, met speciale vestjes aan. Dat was vaak voldoende. Nee, dat is niet meer van deze tijd. Het is natuurlijk erg druk geworden op de weg. Er is niet zoveel ruimte meer.”

Bier en burgers

De mentaliteit van toertochtrijders is in de laatste decennia ook veranderd. Lansbergen: “Fietsers willen kortere tochten rijden, maar zijn wel prestatiever. Wij waren ook prestatiebewust, maar hadden het dan meer over de afstand. We wilden veel langer. Als je tegenwoordig zegt dat je 200 of 300 kilometer gaat fietsen, kijken ze je aan… Vroeger deed je dat gewoon.

Toertochten vandaag de dag zijn, vooral ook vanwege ‘randzaken’ veel meer een belevenis. Deelnemers laten zich overhalen in te schrijven omdat ze weten dat er naast het sportieve vertier ook nog een goede band optreedt, of er op het evenementenplein speciaal bier en goede burgers worden geserveerd.

Met glimlach naar huis

Marc van Barneveld organiseert met mede-leden van Wielerclub De Paaschberg uit Lochem de Strade Bianche Achterhoek-Gijs Verdick memorial. Hij kent de wetmatigheden van vandaag de dag. “We hebben een creatief team dat er alles aan doet om de deelnemers te verrassen. We willen dat ze aan het eind van de dag met een glimlach naar huis gaan. Daarom ook hebben we nu een prachtige start- en finishlocatie, bij de hockeyclub aan de bosrand, met goede faciliteiten.” 

"Haal je die sfeer weg, dan is het de vraag hoeveel deelnemers er overblijven"

De (gravel)tocht, die dit jaar zijn achtste editie beleefde, voldoet aan alle eisen van de moderne toertochtrijder. Van Barneveld: “We hebben op onze start-finishlocatie ’s morgens vroeg al een mannenkoor. Er is yoga voor onze campinggasten, mensen kunnen een ontbijtje, met havermout en eieren, pakken als ze dat willen. Het hoort erbij hè, je kan niets kaals meer organiseren.” Al weten ze bij De Paaschberg ook wel waar het écht om draait. “Op de NTFU-site staan 40 recensies over onze tocht. En in allemaal gaat het over de schitterende route. Dus die is het belangrijkst. Maar het is waar, ze roemen ook de perfecte organisatie. En de sfeer. Haal je die sfeer weg, dan is het de vraag hoeveel deelnemers er overblijven. Ik denk dat je dan toch de helft kwijtraakt.”

Houthakkershemd

Van Barneveld zag zijn deelnemers de laatste jaren niet alleen jonger worden, maar ook hipper. “Maar hipper is niet hipster. Bij de laatste editie hebben we mensen gevraagd wat ze nu zo leuk vonden bij ons. En toen kregen we dat als feedback. Dat dit gelukkig geen evenement is voor mannen met baardje en houthakkershemd, dat het bij ons tenminste nog wel om het fietsen draait.”

Het is in Lochem nog wel een zoektocht naar het optimale aantal deelnemers. Massaliteit moet worden voorkomen. Nu zijn er 1200 startbewijzen, er wordt gelonkt richting 2000 en mogelijk wordt de Strade Bianche Achterhoek een tweedaagse. “Maar groeien willen we niet. Het moet voor iedereen leuk blijven, ook voor onze 90 vrijwilligers. Die moeten na een weekeind hard werken met net zo’n glimlach op het gezicht naar huis kunnen als onze deelnemers.”
 

TIJDLIJN

 ⇒ 1956
18 november: oprichting Samenwerkende Rijwiel Toer Clubs (SRTC) door vier verenigingen in een bovenzaaltje van Hotel Centraal in Alphen aan den Rijn.

⇒ 1959
Elf clubs zijn bij de SRTC aangesloten. Zij organiseren 48 toertochten. Het rijden in een racebroek en shirts met fabrieksreclame is verboden.

1977 
Wielrennen als vrijetijdsbesteding steeds populairder. 145 verenigingen zijn aangesloten bij SRTC-opvolger de Nederlandse Rijwiel Toer Unie (NRTU). 1500 evenementen op de kalender. Racebroek en reclameshirts worden gedoogd.

Jaren ‘80
De 240 aangesloten clubs houden in 1981 liefst 3500 evenementen. De MTB en de veldtoertocht doen hun intrede. De Euraudax lange-afstandstochten lossen na grote populariteit in het niets op. 

1991
Toerafdeling KNWU en NRTU smelten samen tot de NTFU. Ruim 400 verenigingen zijn aangesloten, recordaantal van bijna 7500 evenementen.

2000
Naamswijziging ToerFiets Magazine in Fietssport Magazine. 496 clubs en 36.000 toerfietsers zijn aangesloten bij de NTFU. 

2024
De NTFU is  gegroeid naar 75.000 leden onder wie 50.000 clubleden en 25.000 individuele leden. Er staan 2.000 toertochten op de kalender, verdeeld over racefiets, MTB én gravel. 


Tekst: Edward Swier
Beeld: Archief NTFU



 
Redactie Fietssport
Door Redactie Fietssport

Redactie Fietssport

Dit vind je misschien ook interessant