Het Polderpeloton
De polder, dat is geen genade. Dat is kerven en schaven. Dat is een stomp in je maag en zand in je gezicht. Hier is geen barmhartigheid, geen omhelzing van zachte briesjes of romantische uitzichten. Nee, hier is enkel de polder, een streek waar de wind je schoenen vult met nederigheid. Maar elke zondag verzamelt zich een groep die denkt: misschien lukt het vandaag. Misschien winnen wij.
Snelheidsmaniak
Het Polderpeloton is geen peloton. Het is een zooitje. Een roedel honden die geen baas duldt, met elk z’n eigen ritme, z’n eigen redenen. De snelheidsmaniak gaat als eerste kapot, maar dat weet hij zelf nog niet. Hij vliegt weg, z’n aerohelm als kroon op een lege schedel, en laat de rest achter in een wolk van arrogantie. Maar de polder houdt niet van snelheid. Ze maakt hem traag, traag in het hoofd, traag in de benen. Een tijdrit naar niets.
Data-dweper
De data-dweper rijdt niet, hij denkt. Elke trap een sommetje, elke ademhaling een formule. Zijn fiets is een lopend lab, met sensoren die meer zuchten dan hijzelf. “Drie procent wind mee,” fluistert hij, alsof dat de polder iets doet. Maar de polder heeft geen tijd voor data. Modder klontert, wind scheurt, en zijn getallen vallen uit elkaar als een goedkoop stuurlint. Uiteindelijk rijdt hij alleen terug. Geen idee hoe ver, maar te ver voor zijn algoritme.
Sociale spinner
Achterin pruttelt de sociale spinner. Praatjes voor tien, benen voor niks. Hij fietst alsof hij op vakantie is, een vrolijke toerist in een wereld waar iedereen haast heeft. Maar hij is ook de lijm. De man die je helpt als de wind je fiets van je wil afrukken. Hij is de reden dat je toch niet alleen naar huis hoeft, als alles kapot is.
Stille stoemper
En dan de stille stoemper. Hij ploegt. Dat is het. Geen wielrennen, geen stijl, alleen ploegen. Zijn trappers draaien zoals een molen draait: lang, traag, onwrikbaar. Hij weet niet waar hij naartoe gaat. Dat hoeft ook niet. Hij gaat. En dat is genoeg.
Maar de polder wint altijd.
Ze neemt alles wat je hebt: je snelheid, je woorden, je trots. Ze verpulvert je wattages, spuugt op je carbon droomfiets en zegt: “En nu? Kom maar op.” En toch… Toch win je iets. Niet in cijfers, niet in kilometer per uur. Maar in iets wat moeilijk te meten is.
Want dat is de polder ook.
De plek die je breekt, is ook de plek die je opbouwt. Ze leert je trappen als alles tegenzit. Ze leert je kijken als je het niet meer ziet. En op een dag, als je in haar spiegel kijkt, zie je niet meer jezelf. Je ziet iemand die bleef fietsen. Iemand die bleef.
‘De polder kent geen genade
Ze geeft je niets en neemt alles terug
Ze is de stilte in je schreeuw
De wind in je woorden
De lege blik van een boer die nooit droomt’
Misschien zou Dylan dat zingen. Als hij wist wat het is om weg te zakken in een natte greppel. Maar Dylan fietst niet. En de polder? Die zingt niet. Die huilt. En het Polderpeloton komt terug, elke zondag weer. Niet omdat ze denken dat de polder ooit zal buigen, maar omdat de polder hen leert rechtop te blijven. Want je komt altijd verder als je durft te blijven fietsen.
tekst:
Jos Mans
beeld:
Ard Krikke